Tegenwoordig is Assoean een stad, die maar weinig van haar oostersch
karakter heeft behouden, waar de lediggang de wereld uit Engeland
en Amerika met enkele andere Europeanen elkaar, naar het schijnt,
rendez-vous hebben gegeven, om den winter vrolijk door te brengen in
een overheerlijk klimaat, waar hotels zijn verrezen met alle denkbare
comfort van den modernen tijd en waar het aantal stoombooten, platte
schuiten en dahabi ehs, die in de rivier ten anker gaan, enigszins doen
denken aan de grote rivieren van Amerika, waar in alle richtingen
grote boten elkaar kruisen. Men hoort slechts vroolijke uitroepen
van jeugdige stemmen, met hun kristalheldere klank van de overzij
van den Atlantischen Oceaan gekomen, en zilveren gelach klinkt er
op elk uur van den dag, en bijna ook van den nacht, bij picnics en
partijen en concerten op het water.
Het lijkt wel, of met een toverslag uit het andere einde van Egypte
een of andere rijke karavanserai uit Caïro naar hier is overgebracht
met allen, die er in woonden. Viermaal per week brengen de drijvende
hotels van Cook een groot aantal reizigers aan en voeren diegenen
terug, die er genoeg van hebben of die er spijt van hebben, dat de
koek voor hen op is, zoodat vier of vijf maanden lang Assoean een
betooverde stad gelijkt, waar men geen begrip heeft van 's levens
zorgen en van bezwaren voor de toekomst, waar men geheel voor het
tegenwoordig oogenblik leeft, vol vreugde en levenslust, klaar om
van allerlei genietingen te profiteren, en ver van de moeiten,
die in ons ingewikkeld modern leven vermeerderd schijnen te wezen.
Maar zijn we wel zo ver van de beschaving?
Wat zijn dat voor geluiden, die mijn oor bereiken? Wat bespeur ik
daar? Ben ik de speelbal van een droom, die mij, zonder dat ik het
merkte, naar Europa heeft overgebracht? Dat geluid kan niet anders
dan door een spoorweg worden veroorzaakt; het is de klank van rails,
die uitgeladen worden en de mannen, die ze uit de boot naar den oever
brengen, zijn dwangarbeiders, met ketenen aan elkander vastgehecht,
waardoor hun voeten worden gewond. Zie daar ook de soldaten, met
de bajonet op het geladen geweer, gereed op ieder, die zou willen
ontvluchten, te schieten. Alles is onder dezen schoonen hemel geen
couleur de rose, geen spel en vreugde, en men vindt er alle bezwaren
terug van onze westerse beschavingen.
De mannen, die ik daar zie werken in het zweet huns aanschijns,
maar die lachen en gekheid maken onder de ogen van hun bewakers,
alsof ze in het veld bezig waren aan een vroolijken oogst en die
doordringende blikken werpen uit hun donkere ogen, werken slechts
omdat ze ertoe gedwongen worden, bewijzen, dat ook dit betoverd
paradijs in een hel zou kunnen veranderen en dat men er naast het
gelach van de gelukkigen het tandengeknars van de schuldigen en
ellendigen kan hooren. En wat zullen er een massa onschuldigen wezen
onder die groepen dwangarbeiders! Als men weet, hoe het gaat met de
egyptische rechtspraak, en hoe de inlandsche rechtbanken de kunst
verstaan, de rijken te beschermen en de armen te treffen, weet men
maar al te goed, hoe het er mee gesteld is.
Ik maak gebruik van den kleinen spoorweg, die tot Philae gaat,
een rotsachtig eiland midden in de rivier, en waar de grillige
verbeeldingskracht van de egyptische Farao's een menigte grootsche
monumenten heeft gesticht. Wij zullen ze op den terugweg bezichtigen,
want de boot vertrekt en het dek is reeds vol passagiers. De bemanning
haast zich met de enorme kisten, vol van de noodige levensmiddelen
voor de reis, en laadt de overvloedige massa bagage in, die een
dertigtal reizigers mee kunnen voeren.
Alle toeristen maken namelijk drie- of viermaal toilet per dag; de
heeren verschijnen in rok des avonds aan het diner en de dames zijn dan
meer of minder gedecolleteerd, zoodat men Londen of New-York niet kwijt
raakt tot het eind van de reis, om ze dan weer mee terug te nemen,
want de wereld kan nu eenmaal niet zonder die beide steden, en die
twee grote middelpunten zouden niet bestaan zonder hun bewoners met
al hun bagage. Wie heeft toch eens gezegd, dat alleen de Franschen
met een roze massa bagage reizen? De schrijver, die dat meende,
had stellig nooit de toeristen van Cook zich op Philae zien inschepen.
Te midden van al de drukte van de installatie der reizigers in de
hutten, klinkt een bel; de wielen van de boot beginnen te draaien,
regelmatig en rustig, en de zware machine komt in beweging. Van den
oever klinken in alle talen der wereld kreten van vaarwel, zakdoeken
wuiven, en als de boot zich sneller beweegt, houdt het lachen op,
de lieden verdwijnen langzamerhand van den oever en Philae wordt zelf
minder duidelijk voor de ogen der reizigers, tot een bocht der rivier
het geheel aan den blik der reizigers onttrekt en ons in een nieuwe
wereld binnen leidt.
De Nijl is de enige weg, die naar Nubië voert. Aan beide zijden van
den stroom zijn er, als de bergen zich op eenigen afstand bevinden,
wel voetpaden over de smalle strook lands, die de eenige hoop is van
een streek, bestemd om in alle eeuwigheid arm te blijven; maar vaak
ook is de Nijl tusschen hooge rotsen nauw ingesloten en de doorgang
is er afgesloten, omdat die steilten volkomen onbeklimbaar zijn. Uit
nood en ten allen tijde hebben de menschen dus den rivierweg moeten
volgen, om uit het midden van Afrika zich te begeven naar de mooie
en vruchtbare oase, die Egypte is.
Ik behoor tot degenen, die geloven, dat de egyptische beschaving
allereerst den Nijl is afgekomen, voordat ze den steun ontving van
andere beschavingen, die aan Afrika vreemd waren, met name die van
de volken, welke wij nu samenvatten onder den naam van Semieten. Op
het tijdstip, toen de menschen zich voor het eerst durfden wagen door
onbekende gebieden, naar nog niet aanschouwde streken, gezeten in
hun lichte bootjes uit boomstammen gemaakt, bootjes, die men bij
zich kon houden en die men telkens als er zich een moeilijkheid
voordeed, uit het water haalde en aan land trok, om ze des avonds
daar te laten en ze den volgenden morgen weer neer te laten, waarna
ze met buitengewone snelheid zich bewogen, op dat tijdstip, zeg ik,
moesten de mannen, die het eerst zich waagden aan een tocht naar de
oase van Egypte, reeds een vrij vergevorderde beschaving bezitten,
daar ze booten konden maken, er de schoone vormen van venetiaansche
gondels aan wisten te geven, en dus alles hadden wat voor zulk werk
noodig was. Toen zij eenmaal waren aangekomen in het vruchtbare
dal, dat de Nijl besproeit, die zich vrijgemaakt had van de bergen,
waartussen hij ingesloten was van Khartoem tot El-Kab, vond hun
aanleg rijkelijk gelegenheid, zich te ontwikkelen.
Hun beschaving ging door lange eeuwen steeds vooruit, dat is
uit de opgravingen gebleken, en nog in den laatsten tijd toonen
archeologische ontdekkingen een graad van ontwikkeling bij die oude
Egyptenaren, waar men geen vermoeden van had en hun beschaving klimt
op tot tijden, die nog aan de oudste historische dynastie voorafgaan.
karakter heeft behouden, waar de lediggang de wereld uit Engeland
en Amerika met enkele andere Europeanen elkaar, naar het schijnt,
rendez-vous hebben gegeven, om den winter vrolijk door te brengen in
een overheerlijk klimaat, waar hotels zijn verrezen met alle denkbare
comfort van den modernen tijd en waar het aantal stoombooten, platte
schuiten en dahabi ehs, die in de rivier ten anker gaan, enigszins doen
denken aan de grote rivieren van Amerika, waar in alle richtingen
grote boten elkaar kruisen. Men hoort slechts vroolijke uitroepen
van jeugdige stemmen, met hun kristalheldere klank van de overzij
van den Atlantischen Oceaan gekomen, en zilveren gelach klinkt er
op elk uur van den dag, en bijna ook van den nacht, bij picnics en
partijen en concerten op het water.
Het lijkt wel, of met een toverslag uit het andere einde van Egypte
een of andere rijke karavanserai uit Caïro naar hier is overgebracht
met allen, die er in woonden. Viermaal per week brengen de drijvende
hotels van Cook een groot aantal reizigers aan en voeren diegenen
terug, die er genoeg van hebben of die er spijt van hebben, dat de
koek voor hen op is, zoodat vier of vijf maanden lang Assoean een
betooverde stad gelijkt, waar men geen begrip heeft van 's levens
zorgen en van bezwaren voor de toekomst, waar men geheel voor het
tegenwoordig oogenblik leeft, vol vreugde en levenslust, klaar om
van allerlei genietingen te profiteren, en ver van de moeiten,
die in ons ingewikkeld modern leven vermeerderd schijnen te wezen.
Maar zijn we wel zo ver van de beschaving?
Wat zijn dat voor geluiden, die mijn oor bereiken? Wat bespeur ik
daar? Ben ik de speelbal van een droom, die mij, zonder dat ik het
merkte, naar Europa heeft overgebracht? Dat geluid kan niet anders
dan door een spoorweg worden veroorzaakt; het is de klank van rails,
die uitgeladen worden en de mannen, die ze uit de boot naar den oever
brengen, zijn dwangarbeiders, met ketenen aan elkander vastgehecht,
waardoor hun voeten worden gewond. Zie daar ook de soldaten, met
de bajonet op het geladen geweer, gereed op ieder, die zou willen
ontvluchten, te schieten. Alles is onder dezen schoonen hemel geen
couleur de rose, geen spel en vreugde, en men vindt er alle bezwaren
terug van onze westerse beschavingen.
De mannen, die ik daar zie werken in het zweet huns aanschijns,
maar die lachen en gekheid maken onder de ogen van hun bewakers,
alsof ze in het veld bezig waren aan een vroolijken oogst en die
doordringende blikken werpen uit hun donkere ogen, werken slechts
omdat ze ertoe gedwongen worden, bewijzen, dat ook dit betoverd
paradijs in een hel zou kunnen veranderen en dat men er naast het
gelach van de gelukkigen het tandengeknars van de schuldigen en
ellendigen kan hooren. En wat zullen er een massa onschuldigen wezen
onder die groepen dwangarbeiders! Als men weet, hoe het gaat met de
egyptische rechtspraak, en hoe de inlandsche rechtbanken de kunst
verstaan, de rijken te beschermen en de armen te treffen, weet men
maar al te goed, hoe het er mee gesteld is.
Ik maak gebruik van den kleinen spoorweg, die tot Philae gaat,
een rotsachtig eiland midden in de rivier, en waar de grillige
verbeeldingskracht van de egyptische Farao's een menigte grootsche
monumenten heeft gesticht. Wij zullen ze op den terugweg bezichtigen,
want de boot vertrekt en het dek is reeds vol passagiers. De bemanning
haast zich met de enorme kisten, vol van de noodige levensmiddelen
voor de reis, en laadt de overvloedige massa bagage in, die een
dertigtal reizigers mee kunnen voeren.
Alle toeristen maken namelijk drie- of viermaal toilet per dag; de
heeren verschijnen in rok des avonds aan het diner en de dames zijn dan
meer of minder gedecolleteerd, zoodat men Londen of New-York niet kwijt
raakt tot het eind van de reis, om ze dan weer mee terug te nemen,
want de wereld kan nu eenmaal niet zonder die beide steden, en die
twee grote middelpunten zouden niet bestaan zonder hun bewoners met
al hun bagage. Wie heeft toch eens gezegd, dat alleen de Franschen
met een roze massa bagage reizen? De schrijver, die dat meende,
had stellig nooit de toeristen van Cook zich op Philae zien inschepen.
Te midden van al de drukte van de installatie der reizigers in de
hutten, klinkt een bel; de wielen van de boot beginnen te draaien,
regelmatig en rustig, en de zware machine komt in beweging. Van den
oever klinken in alle talen der wereld kreten van vaarwel, zakdoeken
wuiven, en als de boot zich sneller beweegt, houdt het lachen op,
de lieden verdwijnen langzamerhand van den oever en Philae wordt zelf
minder duidelijk voor de ogen der reizigers, tot een bocht der rivier
het geheel aan den blik der reizigers onttrekt en ons in een nieuwe
wereld binnen leidt.
De Nijl is de enige weg, die naar Nubië voert. Aan beide zijden van
den stroom zijn er, als de bergen zich op eenigen afstand bevinden,
wel voetpaden over de smalle strook lands, die de eenige hoop is van
een streek, bestemd om in alle eeuwigheid arm te blijven; maar vaak
ook is de Nijl tusschen hooge rotsen nauw ingesloten en de doorgang
is er afgesloten, omdat die steilten volkomen onbeklimbaar zijn. Uit
nood en ten allen tijde hebben de menschen dus den rivierweg moeten
volgen, om uit het midden van Afrika zich te begeven naar de mooie
en vruchtbare oase, die Egypte is.
Ik behoor tot degenen, die geloven, dat de egyptische beschaving
allereerst den Nijl is afgekomen, voordat ze den steun ontving van
andere beschavingen, die aan Afrika vreemd waren, met name die van
de volken, welke wij nu samenvatten onder den naam van Semieten. Op
het tijdstip, toen de menschen zich voor het eerst durfden wagen door
onbekende gebieden, naar nog niet aanschouwde streken, gezeten in
hun lichte bootjes uit boomstammen gemaakt, bootjes, die men bij
zich kon houden en die men telkens als er zich een moeilijkheid
voordeed, uit het water haalde en aan land trok, om ze des avonds
daar te laten en ze den volgenden morgen weer neer te laten, waarna
ze met buitengewone snelheid zich bewogen, op dat tijdstip, zeg ik,
moesten de mannen, die het eerst zich waagden aan een tocht naar de
oase van Egypte, reeds een vrij vergevorderde beschaving bezitten,
daar ze booten konden maken, er de schoone vormen van venetiaansche
gondels aan wisten te geven, en dus alles hadden wat voor zulk werk
noodig was. Toen zij eenmaal waren aangekomen in het vruchtbare
dal, dat de Nijl besproeit, die zich vrijgemaakt had van de bergen,
waartussen hij ingesloten was van Khartoem tot El-Kab, vond hun
aanleg rijkelijk gelegenheid, zich te ontwikkelen.
Hun beschaving ging door lange eeuwen steeds vooruit, dat is
uit de opgravingen gebleken, en nog in den laatsten tijd toonen
archeologische ontdekkingen een graad van ontwikkeling bij die oude
Egyptenaren, waar men geen vermoeden van had en hun beschaving klimt
op tot tijden, die nog aan de oudste historische dynastie voorafgaan.