Al vele jaren lang dacht ik over een expeditie naar de Noordelijke
IJszee. Met de Fram wilde ik een nieuwen tocht ondernemen door de
IJszee, namelijk door in het ijs af te drijven naar de pool, beginnend
bij de Beringstraat. Mijn doel was het onderzoek van het groote,
witte veld, dat, nog onderzocht, het grootste deel bedekt van de
ijsmuts van de pool, en aldus het werk van Nansen te voltooien. De
toebereidselen waren reeds ver gevorderd, zelfs was de datum van het
vertrek vastgesteld in het begin van 1910, toen plotseling zich het
nieuws verspreidde van de aankomst van Peary aan de Noordpool. Dadelijk
begreep ik, dat de toekomst van mijn plan in gevaar verkeerde. Alleen
een snelle beslissing kon nog redding brengen, en dus besloot ik
terstond van plan te veranderen en mij naar het Zuiden te wenden.
Ik had wel is waar aangekondigd, dat mijn expeditie een uitsluitend
wetenschappelijk karakter zou dragen en er geen prijs op zou stellen
een record te slaan; terwijl bovendien degenen, die ingeschreven hadden
voor den tocht, mij hun giften enkel geschonken hadden met het oog op
een programma, dat op de Noordelijke IJszee betrekking had. Maar gezien
het nieuwe feit, dat zich had voorgedaan, en de geringe kans, dat ik
mijn oorspronkelijk plan zou kunnen uitvoeren, oordeelde ik, dat ik,
zonder tegenover de gevers onoprecht te handelen, een onderneming mocht
wagen die, in geval van welslagen, alles weer in orde zou brengen.
Met een volkomen gerust geweten besloot ik dus, de uitvoering van
mijn oorspronkelijk plan uit te stellen een of twee jaar, om in dien
tusschentijd te trachten, de gelden bijeen te brengen die mij nog
ontbraken. De Noordpool was bereikt; het belangrijkste van de problemen
van de IJszee in de ogen van het grote publiek was opgelost. Om
de belangstelling van de grote menigte gaande te maken ten gunste
van mijn reis naar het Noorden, bleef mij niet anders over dan het
slaan van een grooten slag door het bereiken van de Zuidpool. Maar ik
besloot, mijn plan geheim te houden tot op den dag, dien ik daarvoor
zou kiezen.
Ziehier het programma van de expeditie: de Fram, het oude, roemrijke
schip van Nansen, zal ons herbergen. Het schip zal Noorwegen verlaten
op het laatst den 15den Augustus. Madera zal onze eerste en eenige
haven zijn. Van daar zullen we langs den weg van de zeilschepen,
want de Fram kan eigenlijk niet als iets anders worden beschouwd,
eerst naar het Zuiden gaan door den Atlantischen Oceaan; daarna
zullen we oostwaarts ons begeven ten zuiden van kaap de Goede
Hoop en van Australië, om naar de Ross-zee te stevenen tegen 1
Januari 1911. Als basis van de werkzaamheden heb ik de Walvisbaai
gekozen, het zuidelijkste punt dat een schip kan bereiken aan den
rand van de Groote Barriere. We hopen ter plaatse te wezen ongeveer
15 Januari. Tien mannen zullen zich op dien gletscher inrichten
met levensmiddelen voor twee jaren in een huis, waarvoor wij de
bouwmaterialen zullen meenemen. Als zij ontscheept zijn, zal de
Fram weer zee kiezen en naar Buenos Aires gaan. Van die haven als
uitgangspunt, zal zij een oceanografische tocht ondernemen in den
zuidelijke Atlantische Oceaan tot aan de kust van Afrika. Is die
kruistocht gedaan in Oktober 1911, dan zal het schip terugkeren naar
de Walvisbaai, om de expeditie aan boord te nemen, aan wie het al
of niet zal zijn gelukt om de Zuidpool te bereiken, maar die in elk
geval gereed zal wezen, om zich aan boord van de Fram te begeven in
de laatste dagen van Januari 1912.
Zo werd vastgesteld in mijn klein huisje aan den Bandefjord,
en het programma, dat ik hier heb ontvouwd, is van punt tot
punt verwezenlijkt. De laatste zin van het ontwerp toont aan,
met welke preciesheid ik den benoodigden tijd voor de uitvoering
had berekend. "Wij zullen van de Zuidpool terug zijn den 22 sten
Januari 1912," schreef ik; en het was op dien zelfden dag, dat wij
in onze winterkwartieren terugkwamen, na het einddoel te hebben
bereikt. Herhaalde malen buitendien kwamen onze voorspellingen goed
uit. Wat dat betreft, was kapitein Nilsen een echte tovenaar. Terwijl
ik mij tevreden stelde met het noemen van een datum, aarzelde hij
niet, de uren erbij te berekenen. Hij had gezegd, dat we op 15 Januari
1911 bij de Barriere zouden wezen, die ongeveer 30.000 kilometers van
Noorwegen verwijderd is. Vier-en-twintig uren voor dien datum kwamen
we aan het eind van onze vaart.
Een stemming van het noorse parlement gaf mij de beschikking over de
Fram en een crediet van 105.000 francs voor de noodige herstellingen
en veranderingen.
Sedert het begin van de maand Mei 1910 ligt de Fram tegenover de
eerbiedwaardige wallen van de oude vesting Akershus. Terstond begon
de lading onder leiding van luitenant Nilsen, een bijzonder lastig
werkje. Het komt er niet alleen op aan, de bagage in het ruim te
bergen, maar alles moet ordelijk worden gerangschikt, zodat we weten
waar zich het een en ander bevindt. Tegelijk met de proviand wordt de
uitrusting ingescheept en al het andere. Ieder van mijn medewerkers
heeft een specialiteit en moet onder eigen verantwoordelijkheid zich
bezighouden met al wat daarmee te maken heeft. Den 2den Juni is alles
zowat klaar. Dien dag deden de koning en de koningin ons de eer aan
van een bezoek aan de Fram. Den volgenden dag in den namiddag legden
wij aan voor mijn woning aan den oever van den Bandefjord, om de hut
aan boord te brengen, die ons gedurende den winter zou beschutten.
Na een voorlopige proeftocht van enkele weken in de zeeën in de buurt
van Noorwegen, om ons te overtuigen van den goeden staat van het schip,
kwamen we den 24sten Juli te Christiansand, waar we de rest van de
proviand zouden innemen, namelijk 400 balen droge visch, onze heele
pacotille ski, de sleden, het timmerhout enz. Eindelijk moesten we
nog aan boord nemen de 97 Eskimohonden, die sedert het midden van
Maart opgeborgen waren op een afgelegen eilandje bij Flekkerö. Door
de lange en bezwaarlijke zeereis was de troep in niet al te besten
staat, maar een goede voeding bracht ze weldra weer op streek.
Alleen luitenant Nilsen weet waar de tocht heen gaat. Maar mijn
metgezellen, die voor het oogenblik niet anders vermoeden, dan dat ze
reizen naar San Francisco over kaap Hoorn, waren wel verbaasd over
veel dingen die te Christiansand aan boord werden gebracht. Waarom
nu al ons te belasten met al die honden en die een zo lange reis
laten maken? Immers in Aljaska kunnen we alle dieren krijgen, die we
noodig hebben, en van even goede hoedanigheid. Waartoe al die planken,
terwijl we ze zo gemakkelijk in San Francisco kunnen koopen? Niemand
durft mij wat te vragen; maar daarentegen wordt Nilsen met vragen
bestormd. Enkele dagen voor het vertrek nam ik dan ook de luitenants
Prestrud en Gjertsen in vertrouwen, nadat ze zich op hun erewoord
en schriftelijk hebben verbonden, het stilzwijgen te bewaren.
IJszee. Met de Fram wilde ik een nieuwen tocht ondernemen door de
IJszee, namelijk door in het ijs af te drijven naar de pool, beginnend
bij de Beringstraat. Mijn doel was het onderzoek van het groote,
witte veld, dat, nog onderzocht, het grootste deel bedekt van de
ijsmuts van de pool, en aldus het werk van Nansen te voltooien. De
toebereidselen waren reeds ver gevorderd, zelfs was de datum van het
vertrek vastgesteld in het begin van 1910, toen plotseling zich het
nieuws verspreidde van de aankomst van Peary aan de Noordpool. Dadelijk
begreep ik, dat de toekomst van mijn plan in gevaar verkeerde. Alleen
een snelle beslissing kon nog redding brengen, en dus besloot ik
terstond van plan te veranderen en mij naar het Zuiden te wenden.
Ik had wel is waar aangekondigd, dat mijn expeditie een uitsluitend
wetenschappelijk karakter zou dragen en er geen prijs op zou stellen
een record te slaan; terwijl bovendien degenen, die ingeschreven hadden
voor den tocht, mij hun giften enkel geschonken hadden met het oog op
een programma, dat op de Noordelijke IJszee betrekking had. Maar gezien
het nieuwe feit, dat zich had voorgedaan, en de geringe kans, dat ik
mijn oorspronkelijk plan zou kunnen uitvoeren, oordeelde ik, dat ik,
zonder tegenover de gevers onoprecht te handelen, een onderneming mocht
wagen die, in geval van welslagen, alles weer in orde zou brengen.
Met een volkomen gerust geweten besloot ik dus, de uitvoering van
mijn oorspronkelijk plan uit te stellen een of twee jaar, om in dien
tusschentijd te trachten, de gelden bijeen te brengen die mij nog
ontbraken. De Noordpool was bereikt; het belangrijkste van de problemen
van de IJszee in de ogen van het grote publiek was opgelost. Om
de belangstelling van de grote menigte gaande te maken ten gunste
van mijn reis naar het Noorden, bleef mij niet anders over dan het
slaan van een grooten slag door het bereiken van de Zuidpool. Maar ik
besloot, mijn plan geheim te houden tot op den dag, dien ik daarvoor
zou kiezen.
Ziehier het programma van de expeditie: de Fram, het oude, roemrijke
schip van Nansen, zal ons herbergen. Het schip zal Noorwegen verlaten
op het laatst den 15den Augustus. Madera zal onze eerste en eenige
haven zijn. Van daar zullen we langs den weg van de zeilschepen,
want de Fram kan eigenlijk niet als iets anders worden beschouwd,
eerst naar het Zuiden gaan door den Atlantischen Oceaan; daarna
zullen we oostwaarts ons begeven ten zuiden van kaap de Goede
Hoop en van Australië, om naar de Ross-zee te stevenen tegen 1
Januari 1911. Als basis van de werkzaamheden heb ik de Walvisbaai
gekozen, het zuidelijkste punt dat een schip kan bereiken aan den
rand van de Groote Barriere. We hopen ter plaatse te wezen ongeveer
15 Januari. Tien mannen zullen zich op dien gletscher inrichten
met levensmiddelen voor twee jaren in een huis, waarvoor wij de
bouwmaterialen zullen meenemen. Als zij ontscheept zijn, zal de
Fram weer zee kiezen en naar Buenos Aires gaan. Van die haven als
uitgangspunt, zal zij een oceanografische tocht ondernemen in den
zuidelijke Atlantische Oceaan tot aan de kust van Afrika. Is die
kruistocht gedaan in Oktober 1911, dan zal het schip terugkeren naar
de Walvisbaai, om de expeditie aan boord te nemen, aan wie het al
of niet zal zijn gelukt om de Zuidpool te bereiken, maar die in elk
geval gereed zal wezen, om zich aan boord van de Fram te begeven in
de laatste dagen van Januari 1912.
Zo werd vastgesteld in mijn klein huisje aan den Bandefjord,
en het programma, dat ik hier heb ontvouwd, is van punt tot
punt verwezenlijkt. De laatste zin van het ontwerp toont aan,
met welke preciesheid ik den benoodigden tijd voor de uitvoering
had berekend. "Wij zullen van de Zuidpool terug zijn den 22 sten
Januari 1912," schreef ik; en het was op dien zelfden dag, dat wij
in onze winterkwartieren terugkwamen, na het einddoel te hebben
bereikt. Herhaalde malen buitendien kwamen onze voorspellingen goed
uit. Wat dat betreft, was kapitein Nilsen een echte tovenaar. Terwijl
ik mij tevreden stelde met het noemen van een datum, aarzelde hij
niet, de uren erbij te berekenen. Hij had gezegd, dat we op 15 Januari
1911 bij de Barriere zouden wezen, die ongeveer 30.000 kilometers van
Noorwegen verwijderd is. Vier-en-twintig uren voor dien datum kwamen
we aan het eind van onze vaart.
Een stemming van het noorse parlement gaf mij de beschikking over de
Fram en een crediet van 105.000 francs voor de noodige herstellingen
en veranderingen.
Sedert het begin van de maand Mei 1910 ligt de Fram tegenover de
eerbiedwaardige wallen van de oude vesting Akershus. Terstond begon
de lading onder leiding van luitenant Nilsen, een bijzonder lastig
werkje. Het komt er niet alleen op aan, de bagage in het ruim te
bergen, maar alles moet ordelijk worden gerangschikt, zodat we weten
waar zich het een en ander bevindt. Tegelijk met de proviand wordt de
uitrusting ingescheept en al het andere. Ieder van mijn medewerkers
heeft een specialiteit en moet onder eigen verantwoordelijkheid zich
bezighouden met al wat daarmee te maken heeft. Den 2den Juni is alles
zowat klaar. Dien dag deden de koning en de koningin ons de eer aan
van een bezoek aan de Fram. Den volgenden dag in den namiddag legden
wij aan voor mijn woning aan den oever van den Bandefjord, om de hut
aan boord te brengen, die ons gedurende den winter zou beschutten.
Na een voorlopige proeftocht van enkele weken in de zeeën in de buurt
van Noorwegen, om ons te overtuigen van den goeden staat van het schip,
kwamen we den 24sten Juli te Christiansand, waar we de rest van de
proviand zouden innemen, namelijk 400 balen droge visch, onze heele
pacotille ski, de sleden, het timmerhout enz. Eindelijk moesten we
nog aan boord nemen de 97 Eskimohonden, die sedert het midden van
Maart opgeborgen waren op een afgelegen eilandje bij Flekkerö. Door
de lange en bezwaarlijke zeereis was de troep in niet al te besten
staat, maar een goede voeding bracht ze weldra weer op streek.
Alleen luitenant Nilsen weet waar de tocht heen gaat. Maar mijn
metgezellen, die voor het oogenblik niet anders vermoeden, dan dat ze
reizen naar San Francisco over kaap Hoorn, waren wel verbaasd over
veel dingen die te Christiansand aan boord werden gebracht. Waarom
nu al ons te belasten met al die honden en die een zo lange reis
laten maken? Immers in Aljaska kunnen we alle dieren krijgen, die we
noodig hebben, en van even goede hoedanigheid. Waartoe al die planken,
terwijl we ze zo gemakkelijk in San Francisco kunnen koopen? Niemand
durft mij wat te vragen; maar daarentegen wordt Nilsen met vragen
bestormd. Enkele dagen voor het vertrek nam ik dan ook de luitenants
Prestrud en Gjertsen in vertrouwen, nadat ze zich op hun erewoord
en schriftelijk hebben verbonden, het stilzwijgen te bewaren.