Tekst - "Geschiedenis van het tijdperk van 25-jarigen vrede" Pieter Andriessen

sluit en begin met typen
Op die gedenkwaardige dag was de geheele hoofdstad in feestgewaad
getooid. Groen noch vlaggendoek was gespaard, om de gevels der huizen
te versieren; bij sommigen waren die versieringen keurig van binnen
voor de spiegelruiten aangebracht en stonden geheele piramides van fijne
bos bloemen, verslingerd met oranje-draperieën en met de borstbeelden
van Willem I en Willem II en in 't midden de naam van Willem III. Van
alle huizen, waar de trein moest doorkomen, wapperde de Nederlandsche
driekleur. Alle woningen waren van onder tot boven bezet met menschen,
op hun keurig gekleed, de straten en grachten wemelden van
vreemdelingen en ingezetenen, zelfs goten en daken waren in gebruik
genomen, om den Vorst te zien, die thans voor 't eerst als koning der
Nederlanden binnen zijn hoofdstad zou komen, om daar den eed aan
zijn volk te doen en door dat volk als koning erkend en gehuldigd
te worden. Willem de tweede, de ridderlijke vorst, die nog geen negen
jaren geleden in dit zelfde Amsterdam zijn eersten intocht als koning
gedaan en de huldiging had ontvangen, was den 17 den Maart te Tilburg
overleden en volgens artikel 13 der Grondwet was Willem de derde hem
terstond opgevolgd. Doch volgens dezelfde Grondwet moest de nieuwe
koning in Amsterdam gehuldigd worden. En dat zou morgen geschieden.
Heden zou hij zijn plechtige intocht in de Hoofdstad des Rijks doen.

Aan 't stationsgebouw, waar we gisteren vertoefden, is een erewacht
geplaatst, bestaande uit het eerste bataljon der dienstdoende
schutterij. Het derde bataljon staat als erewacht aan het paleis; de
overige troepen zijn in ordre de bataille op den Dam geschaard. Het
muziekkorps der schutterij, onder leiding van zijn kapelmeester P. P.
Christiani, staat aan 't station.

Alles is in gespannen verwachting. Om half twaalf zijn prinses Frederik
en hare dochter, prinses Louise, met haar gevolg met een extra trein
aangekomen, en terstond naar 't paleis gereden.

Een prachtige statiekoets, rondom van glas, rijk verguld, met een rood
fluwelen kussen op haar verhemelte, waarop een grote gouden kroon,
en bespannen met acht schoone appelgrauwe paarden, een koetsier in
galakleding en een witte allongepruik, was met twee hof rijtuigen
reeds naar 't station gereden en had, evenzeer als de aanzienlijken en
hooggeplaatsten, die allen in groot tenue derwaarts reden, gediend om
het ongeduld der wachtende menigte enigermate afwisseling te schenken.

Reeds is het drie uren geslagen en nog verneemt men niets van de
aankomst des konings. 't Programma sprak toch van tegen drie ure! Elke
minuut schijnt een kwartier te duren. daar - 't is juist vijf minuten
over drieën, wordt de vlag op de Willemspoort omhoog geheven, het eerste
kanonschot brandt los, de klokken beginnen te spelen. - Willem de derde
is te Amsterdam aangekomen. De muziek der schutterij doet een nieuwen
marsch van Berlin hooren.

Intussen schaart zich de stoet en trekt tot aan de prachtig versierde
Willemspoort. De facade naar 't station is op smaakvolle wijs met
guirlandes van vlaggen, met de kleuren van Nederland, Oranje en
Wurtemberg en met veelvuldig groen gedrapeerd. Boven op de poort is
een fraaie trofee van oranje doek aangebracht, rondom lange wimpels, op
den top door een lauwerkrans bijeengehouden. Aan weerszijden van den
ingang staan allerlei soorten van bloemen en gewassen; o. a. twee
schoone oranjeboomen, met tal van vruchten beladen.

Aan de Willemspoort, het eigenlijke begin der stad, staan Burgemeester
en Wethouders, benevens de Leden van den Raad der Hoofdstad. De
burgemeester, de heer P. Huidecoper, verwelkomt Z. M. uit naam der
burgerij, geeft de vreugde der ingezetenen te kennen over Z. M. komst in
de hoofdstad des Rijks, en verzekert den koning, dat geheel ~Amsterdam~
deelneemt in het feest, hetwelk het thans viert. Koning Willem III
beantwoordt die toespraak kort, maar hartelijk.

Zulke toespraken zijn behoorlijk, ze zijn heel interessant voor wie
er dichtbij staan, voor de wachtenden op straten en grachten zijn ze
vrij vervelend; daar ze het oogenblik verschuiven, waarop men den lang
gewenschten stoet ziet. Eindelijk - daar komt hij. Let nu goed op.

Eerst een commando cavalerie. Dat is niet alleen statig, maar ook goed
om wat ruimte te krijgen voor den stoet. Langzaam en deftig rijden ze
daar voort, die mannen te paard. Aan hun hoofd de trompetters, die de
lucht van het geliefde Wilhelmus doen weergalmen. Dan komt de helft der
erewacht te paard, bestaande uit jongelieden van aanzienlijken huize.
Wat zien ze er keurig uit, zo deftig in 't zwart en met witte vesten,
hun karmozijnrood fluwelen sjerpen met witte zijden randen afgezet
en wier slippen in zilveren franjes eindigen, om 't lijf gestrikt.
Op hun hoede hebben ze een grote oranje strik, waarin de zwarte en
roode kleuren van Wurtemberg; daarin een sierlijk gedreven zilveren
lauwerkrans, met een koninklijke kroon getooid, en in haar midden de
naam cijfers van Hunne Majesteiten.

En nu de hoofdpersoon van den optocht: Koning Willem de derde, een
statige, fiere gestalte, gekleed als generaal der infanterie, versierd
met de grootkruisen zijner ridderorden en gezeten op een fraai
appelgrauw ros. Naast hem de prinsen Frederik en Hendrik, en daarachter
het militaire huis des Konings en de adjudanten van Hunne Koninklijke
Hoogheden. Achter dezen stoet, die onder 't onophoudelijk geroep van:
Hoezee! Leve de koning! Leve Willem de derde! voort rijdt, komt een
koets met twee paarden bespannen, waarin de grootmeester van de koningin
en de kamerheer van dienst. En daarop; men hoort het wel aan 't nieuwe
gejuich dat er oprijst en nu den kreet: Leve de koningin! leve de
prinsen! doet hooren, de statiekoets met zijn acht appelgrauwe
schimmels. Voor op de koets, ter zijde van den koetsier, staan vier
keurig uitgedoste pages. De koningin is in 't wit satijn gekleed;
tegenover haar zitten de beide jonge prinsen, Willem en Maurits.