't Is een allerliefst kamertje, met een groot raam, dat op het tuintje
uitziet, en voor 't welk een zestal bloempotten staan, die slecht
onderhouden, dikwijls zeer ongeregeld water krijgen, en daardoor er
allesbehalve florissant uitzien. Het bevat een bedstee, waarin Jansje
slaapt, een kleerkast in den muur, waarin zij haar jurken kan ophangen,
een chiffonniere met zes laden, waarin zij haar ondergoed en kleine
zaken kan bergen, een wastafel met toebehoren, een tafel, vier
stoelen, een spiegel, een boekenhanger en twee schilderijen. Wanneer 't
netjes gehouden werd, zou 't een allerliefst kamertje zijn, zowel wat
de inrichting als 't uitzicht betreft; doch evenals slordigheid en
onordelijkheid aan alle dingen een onaangenaam voorkomen geven, mag men
dit wel in volle mate van Jansjes kamertje zeggen.
Niet alleen zouden zes frissche, ferm bloeiende potten 't uitzicht
vervrolijken, en maken nu die half verdroogde, kwijnende en armelijk
uitziende planten een somberen en treurigen indruk; maar 't inwendige
van 't kamertje is weinig geschikt, om dien indruk weg te nemen. Geen
stoel, of hij licht vol, op de tafel is alles door elkander, van de
boeken staan sommige ondersteboven op de boekenplank, andere liggen er
op. En als ge eens in de laden van de chiffonniere kwaamt, - ge zoudt er
een voddenmarkt meenen te vinden. Haar moeder, die heel goed weet, hoe
't er op dat kamertje uitziet, heeft Griet bevolen, om als ze Jansjes
bed maakt, niets aan die wanorde te veranderen.
Wat is 't gevolg van dit alles? Dat Jansje, als ze iets moet hebben, een
half uur moet zoeken, eer ze 't heeft. En 't ergst van alles is, dat ze,
wanneer ze dan zoekt, den boel nog meer door elkander schommelt; want in
plaats van bedaard alles op te lichten of er uit te halen, om te zien,
of 't geen ze zoekt, er ook tusschen of onder licht, - haalt ze den
heelen boel ondersteboven en laat dien dan zo maar liggen. O, 't is een
wanhopig ding, als men zo slordig is! Mij dunkt, zoo'n meisje moet een
hekel aan zichzelf krijgen.
En nog zou 't gaan, als ze bijvoorbeeld maar eenmaal 's weeks
op reddering hield, en alle dingen op hun plaats legde; - dan ten minste
bleef er nog eenige orde heerschen. Maar onze onbedachtzame Jansje heeft
daar geen lust in en stapelt het ene maar op het andere, totdat ze er
niet meer wijs uit kan worden. Dat het met haar boeken en andere
schoolzaken weinig beter gesteld is, zult ge wel begrijpen. daar is
insgelijks een onophoudelijke wanorde in. Nu eens brengt ze 't verkeerde
cahier of een geheel verkeerd boek mee; dan heeft ze 't werk voor een
verkeerden dag gemaakt, dan weder is er een blad uit het boek, waaruit
ze haar les had moeten leeren. Haar boeken zien er slordig uit, en 't is
al meer dan eens gebeurd, dat ze er onderweg een verloren heeft.
Gelukkig, dat haar naam op haar boeken staat; daardoor komen ze altijd
terug door den een of ander, die ze thuis brengt; maar 't was ook wel
gebeurd dat het erg regende en dan was 't verloren boek geheel en al
bedorven.
Intussen was nu Jansje door de oude Griet opgeknapt en naar school
gegaan. Volgens haar gewoonte ging de goede meid naar boven, om 't bed,
dat de jongejuffrouw afgehaald had, op te maken, versch water in
lampetkan en karaf te doen, en verder 't een en ander te verrichten.
Terwijl ze daar zo bezig was, bekeek ze de bloemen, en gaf die wat
water.
Arme bloemen! zei ze. 't Is waarlijk zonde en jammer, dat je hier
staat te verdwijnen door gebrek aan goede oppassing. Dat moest bloemen
voor haar venster hebben! Had ze ze liever in den tuin laten staan; dan
hadden ze ten minste gelegenheid om te bloeien!
Zo sprekende keek ze naar buiten in den tuin waar alles zo bloeiend
was, en merkte te gelijk, dat zij met het geven van water aan de bloemen
wat langst kozijn gemorst had. Zij veegde dit af, en willende zien of
het schoon was, sloeg ze toevallig haar blik op den grond beneden aan 't
raam.
uitziet, en voor 't welk een zestal bloempotten staan, die slecht
onderhouden, dikwijls zeer ongeregeld water krijgen, en daardoor er
allesbehalve florissant uitzien. Het bevat een bedstee, waarin Jansje
slaapt, een kleerkast in den muur, waarin zij haar jurken kan ophangen,
een chiffonniere met zes laden, waarin zij haar ondergoed en kleine
zaken kan bergen, een wastafel met toebehoren, een tafel, vier
stoelen, een spiegel, een boekenhanger en twee schilderijen. Wanneer 't
netjes gehouden werd, zou 't een allerliefst kamertje zijn, zowel wat
de inrichting als 't uitzicht betreft; doch evenals slordigheid en
onordelijkheid aan alle dingen een onaangenaam voorkomen geven, mag men
dit wel in volle mate van Jansjes kamertje zeggen.
Niet alleen zouden zes frissche, ferm bloeiende potten 't uitzicht
vervrolijken, en maken nu die half verdroogde, kwijnende en armelijk
uitziende planten een somberen en treurigen indruk; maar 't inwendige
van 't kamertje is weinig geschikt, om dien indruk weg te nemen. Geen
stoel, of hij licht vol, op de tafel is alles door elkander, van de
boeken staan sommige ondersteboven op de boekenplank, andere liggen er
op. En als ge eens in de laden van de chiffonniere kwaamt, - ge zoudt er
een voddenmarkt meenen te vinden. Haar moeder, die heel goed weet, hoe
't er op dat kamertje uitziet, heeft Griet bevolen, om als ze Jansjes
bed maakt, niets aan die wanorde te veranderen.
Wat is 't gevolg van dit alles? Dat Jansje, als ze iets moet hebben, een
half uur moet zoeken, eer ze 't heeft. En 't ergst van alles is, dat ze,
wanneer ze dan zoekt, den boel nog meer door elkander schommelt; want in
plaats van bedaard alles op te lichten of er uit te halen, om te zien,
of 't geen ze zoekt, er ook tusschen of onder licht, - haalt ze den
heelen boel ondersteboven en laat dien dan zo maar liggen. O, 't is een
wanhopig ding, als men zo slordig is! Mij dunkt, zoo'n meisje moet een
hekel aan zichzelf krijgen.
En nog zou 't gaan, als ze bijvoorbeeld maar eenmaal 's weeks
op reddering hield, en alle dingen op hun plaats legde; - dan ten minste
bleef er nog eenige orde heerschen. Maar onze onbedachtzame Jansje heeft
daar geen lust in en stapelt het ene maar op het andere, totdat ze er
niet meer wijs uit kan worden. Dat het met haar boeken en andere
schoolzaken weinig beter gesteld is, zult ge wel begrijpen. daar is
insgelijks een onophoudelijke wanorde in. Nu eens brengt ze 't verkeerde
cahier of een geheel verkeerd boek mee; dan heeft ze 't werk voor een
verkeerden dag gemaakt, dan weder is er een blad uit het boek, waaruit
ze haar les had moeten leeren. Haar boeken zien er slordig uit, en 't is
al meer dan eens gebeurd, dat ze er onderweg een verloren heeft.
Gelukkig, dat haar naam op haar boeken staat; daardoor komen ze altijd
terug door den een of ander, die ze thuis brengt; maar 't was ook wel
gebeurd dat het erg regende en dan was 't verloren boek geheel en al
bedorven.
Intussen was nu Jansje door de oude Griet opgeknapt en naar school
gegaan. Volgens haar gewoonte ging de goede meid naar boven, om 't bed,
dat de jongejuffrouw afgehaald had, op te maken, versch water in
lampetkan en karaf te doen, en verder 't een en ander te verrichten.
Terwijl ze daar zo bezig was, bekeek ze de bloemen, en gaf die wat
water.
Arme bloemen! zei ze. 't Is waarlijk zonde en jammer, dat je hier
staat te verdwijnen door gebrek aan goede oppassing. Dat moest bloemen
voor haar venster hebben! Had ze ze liever in den tuin laten staan; dan
hadden ze ten minste gelegenheid om te bloeien!
Zo sprekende keek ze naar buiten in den tuin waar alles zo bloeiend
was, en merkte te gelijk, dat zij met het geven van water aan de bloemen
wat langst kozijn gemorst had. Zij veegde dit af, en willende zien of
het schoon was, sloeg ze toevallig haar blik op den grond beneden aan 't
raam.