Hoe vroeg de meeste meisjes en jongens, die mee zouden gaan, opgestaan
waren, zou ik niet kunnen zeggen, maar tot groot verdriet hunner
ouders was 't op een onbetamelijk uur. In al de woningen, waaruit
jeugdige Frankenthalers mee zouden gaan, was 't geducht rumoerig; de
meisjes en jongens liepen de huizen in en uit, en 't was slechts de
vreselijke bedreiging dat zij nog ten laatste thuis zouden moeten
blijven, die hen kon overhalen om een stukje brood te gebruiken. De
meesten smeekten of zij een enkel glas melk mochten hebben, omdat
dat gemakkelijker naar binnen ging, doosjes en mandjes werden
meegenomen - kortom 't was alsof er een opstand in het dorp was.
Ook Nanni was op en stond gekleed en wel op haar slaapkamertje tusschen
de franjes der gordijnen door naar buiten te kijken, want zij wist dat
de stoet voorbij moest komen, en kon toch niet nalaten het droevige
genot te smaken haar makkertjes na te kijken. Zij zorgde er echter
wel voor dat zij niet van buitenaf gezien kon worden, want haar
hartje zat veel te hoog dan dat zij zich zou willen laten beklagen,
en zij begreep dat Rosa, Mina, Cato en nog wel anderen medelijden
met haar zouden hebben.
Maar, zult gij vragen, hoe hadden de tantes het wel opgenomen, toen
zij thuis kwam met de boodschap dat zij niet mee mocht gaan? Ja, wat
zal ik u daarvan zeggen! 't Spijt mij wel, maar 't moet er uit: Nanni
had er niets van verteld! Zij was van plan den geheelen dag maar uit
te blijven en 's avonds naar huis te gaan, als de trein was aangekomen
waarmee de anderen terugkwamen! In haar onnozelheid meende zij dat de
tantes er dan niets van zouden bemerken, en zij dus de berisping en de
straf ontliep die zij anders bepaald zou krijgen. Zij was al heel vroeg
de deur uitgegaan, schijnbaar om zich naar 't schoolgebouw te begeven,
maar spoedig daarna de achterdeur binnengekomen en weer stilletjes
naar haar kamertje gelopen. De tantes lagen nog lekker in bed.
Hoor!! Wat was dat? O ja, daar kwamen ze aan! Hoe vroolijk zag Rosa
er uit, en wat stond dat blauwe hoedje lief op haar blonde haren;
Mina en Cato liepen gearmd naast haar, en zorgden er voor dat zij Ko
niet uit het oog verloren, die een grote tas over zijn schouder
had hangen, zeker gevuld met het lekkers waarover Mina gisteravond
had gesproken! Wat was die Ko toch een dikke jongen, 't leek wel
of hij nu al niet meer voort kon! Neen, dan was Gus veel aardiger;
hij kon wel erg plagen, en Nanni hield eigenlijk niet van hem, maar
hij was soms zo erg grappig dat iedereen om hem lachen moest.
Ja, daar gingen ze, nog een stuk of tien andere jongens en meisjes,
alles even jolig en levendig en achteraan mijnheer Ebels, en - meester
Struis! O, die meester Struis, was die er gisteren niet geweest,
dan.... Och, dan had zij zeker wel wat anders gedaan, waarvoor zij
straf had gekregen, dacht onze arme Nanni.
Een paar van de jongens die het laatste liepen hadden de tong
uitgestoken en een langen neus getrokken, toen zij voorbij Nanni's
woning kwamen. Zij had het wel gezien, maar wat die flauberts deden
kon haar niets schelen, want zij zouden het niet wagen, als zij haar
zagen! Neen, ze waren bang voor haar, want ze kon het best tegen
hen opnemen, als 't er op aan kwam! Niet erg jongejuffrouw achtig,
niet waar? Maar dat komt ervan, als men zo weinig bemind en zoo'n
baasje is!
Toen zij goed en wel uit het oog verdwenen waren nam Nanni haar
kans waar en sloop op haar teenen de trappen af, haastig de gang en
de achterdeur uit, en daar stond zij buiten juist toen Trijntje,
de meid der tantes, de keukendeur opende om de kachel aan te gaan
maken. Nanni haastte zich door den tuin, het hek uit, en weldra
was zij, den tegenovergestelden kant die haar vriendinnetjes gegaan
waren, het dorp uitgelopen. Zij snelde het bosch in en hield niet op,
voordat zij haar lievelingsplekje onder den grooten boom bereikt had.
Daar viel zij op het zachte mos neder en bleef een poosje voor zich
uit zitten staren. Niet, dat zij iets zag van hetgeen haar omringende,
o neen, haar gedachten waren bij haar schoolmakkers; zij meende
dat zij nu al weggereden zouden wezen, en onwillekeurig kwamen de
waterlanders voor den dag. Langzamerhand bedaarde zij echter, en
begon zij eens te bedenken wat zij doen zou. daar blijven dat ging ook
niet, want zij wilde niet dat iemand haar zou zien. Zij stond dus op
en liep dieper het bosch in, totdat zij op een afgelegen plek kwam,
waar bijna nooit de bewoners van Frankendaal kwamen. daar ging zij
op een omgewaaiden boom zitten en haalde een boek uit den zak, dat
zij opensloeg en waarin zij aanstonds begon te lezen. 't Was een boek
vol mooie sprookjes dat zij op haar laatsten verjaardag had gekregen,
en dat haar altijd opnieuw aantrok en boeide.
Zij was niet voornemens naar vrouw Berens te gaan, want dan zou zij
moeten vertellen, dat zij haar tantes in den waan had gelaten dat
zij mee naar Amsterdam ging, en zij wist niet recht waarom, maar zij
begreep dat baker dat niet goed zou vinden; - kortom, zij zou het maar
eens proberen het dien dag zonder eten te doen en in het bosch te
blijven ronddwalen.
Maar nu wil ik u toch in gedachten eens laten meegaan met het vroolijke
troepje dat feest ging vieren! We moeten ons wel haasten, want ze zijn
ons een heel eind vooruit, maar gelukkig halen we hen juist in nu zij
uit de Tram stappen die te Amsterdam naar de Plantage rijdt, - en in
die Plantage is de dierentuin.
waren, zou ik niet kunnen zeggen, maar tot groot verdriet hunner
ouders was 't op een onbetamelijk uur. In al de woningen, waaruit
jeugdige Frankenthalers mee zouden gaan, was 't geducht rumoerig; de
meisjes en jongens liepen de huizen in en uit, en 't was slechts de
vreselijke bedreiging dat zij nog ten laatste thuis zouden moeten
blijven, die hen kon overhalen om een stukje brood te gebruiken. De
meesten smeekten of zij een enkel glas melk mochten hebben, omdat
dat gemakkelijker naar binnen ging, doosjes en mandjes werden
meegenomen - kortom 't was alsof er een opstand in het dorp was.
Ook Nanni was op en stond gekleed en wel op haar slaapkamertje tusschen
de franjes der gordijnen door naar buiten te kijken, want zij wist dat
de stoet voorbij moest komen, en kon toch niet nalaten het droevige
genot te smaken haar makkertjes na te kijken. Zij zorgde er echter
wel voor dat zij niet van buitenaf gezien kon worden, want haar
hartje zat veel te hoog dan dat zij zich zou willen laten beklagen,
en zij begreep dat Rosa, Mina, Cato en nog wel anderen medelijden
met haar zouden hebben.
Maar, zult gij vragen, hoe hadden de tantes het wel opgenomen, toen
zij thuis kwam met de boodschap dat zij niet mee mocht gaan? Ja, wat
zal ik u daarvan zeggen! 't Spijt mij wel, maar 't moet er uit: Nanni
had er niets van verteld! Zij was van plan den geheelen dag maar uit
te blijven en 's avonds naar huis te gaan, als de trein was aangekomen
waarmee de anderen terugkwamen! In haar onnozelheid meende zij dat de
tantes er dan niets van zouden bemerken, en zij dus de berisping en de
straf ontliep die zij anders bepaald zou krijgen. Zij was al heel vroeg
de deur uitgegaan, schijnbaar om zich naar 't schoolgebouw te begeven,
maar spoedig daarna de achterdeur binnengekomen en weer stilletjes
naar haar kamertje gelopen. De tantes lagen nog lekker in bed.
Hoor!! Wat was dat? O ja, daar kwamen ze aan! Hoe vroolijk zag Rosa
er uit, en wat stond dat blauwe hoedje lief op haar blonde haren;
Mina en Cato liepen gearmd naast haar, en zorgden er voor dat zij Ko
niet uit het oog verloren, die een grote tas over zijn schouder
had hangen, zeker gevuld met het lekkers waarover Mina gisteravond
had gesproken! Wat was die Ko toch een dikke jongen, 't leek wel
of hij nu al niet meer voort kon! Neen, dan was Gus veel aardiger;
hij kon wel erg plagen, en Nanni hield eigenlijk niet van hem, maar
hij was soms zo erg grappig dat iedereen om hem lachen moest.
Ja, daar gingen ze, nog een stuk of tien andere jongens en meisjes,
alles even jolig en levendig en achteraan mijnheer Ebels, en - meester
Struis! O, die meester Struis, was die er gisteren niet geweest,
dan.... Och, dan had zij zeker wel wat anders gedaan, waarvoor zij
straf had gekregen, dacht onze arme Nanni.
Een paar van de jongens die het laatste liepen hadden de tong
uitgestoken en een langen neus getrokken, toen zij voorbij Nanni's
woning kwamen. Zij had het wel gezien, maar wat die flauberts deden
kon haar niets schelen, want zij zouden het niet wagen, als zij haar
zagen! Neen, ze waren bang voor haar, want ze kon het best tegen
hen opnemen, als 't er op aan kwam! Niet erg jongejuffrouw achtig,
niet waar? Maar dat komt ervan, als men zo weinig bemind en zoo'n
baasje is!
Toen zij goed en wel uit het oog verdwenen waren nam Nanni haar
kans waar en sloop op haar teenen de trappen af, haastig de gang en
de achterdeur uit, en daar stond zij buiten juist toen Trijntje,
de meid der tantes, de keukendeur opende om de kachel aan te gaan
maken. Nanni haastte zich door den tuin, het hek uit, en weldra
was zij, den tegenovergestelden kant die haar vriendinnetjes gegaan
waren, het dorp uitgelopen. Zij snelde het bosch in en hield niet op,
voordat zij haar lievelingsplekje onder den grooten boom bereikt had.
Daar viel zij op het zachte mos neder en bleef een poosje voor zich
uit zitten staren. Niet, dat zij iets zag van hetgeen haar omringende,
o neen, haar gedachten waren bij haar schoolmakkers; zij meende
dat zij nu al weggereden zouden wezen, en onwillekeurig kwamen de
waterlanders voor den dag. Langzamerhand bedaarde zij echter, en
begon zij eens te bedenken wat zij doen zou. daar blijven dat ging ook
niet, want zij wilde niet dat iemand haar zou zien. Zij stond dus op
en liep dieper het bosch in, totdat zij op een afgelegen plek kwam,
waar bijna nooit de bewoners van Frankendaal kwamen. daar ging zij
op een omgewaaiden boom zitten en haalde een boek uit den zak, dat
zij opensloeg en waarin zij aanstonds begon te lezen. 't Was een boek
vol mooie sprookjes dat zij op haar laatsten verjaardag had gekregen,
en dat haar altijd opnieuw aantrok en boeide.
Zij was niet voornemens naar vrouw Berens te gaan, want dan zou zij
moeten vertellen, dat zij haar tantes in den waan had gelaten dat
zij mee naar Amsterdam ging, en zij wist niet recht waarom, maar zij
begreep dat baker dat niet goed zou vinden; - kortom, zij zou het maar
eens proberen het dien dag zonder eten te doen en in het bosch te
blijven ronddwalen.
Maar nu wil ik u toch in gedachten eens laten meegaan met het vroolijke
troepje dat feest ging vieren! We moeten ons wel haasten, want ze zijn
ons een heel eind vooruit, maar gelukkig halen we hen juist in nu zij
uit de Tram stappen die te Amsterdam naar de Plantage rijdt, - en in
die Plantage is de dierentuin.