Tekst - "Per auto door den Kaukasus naar Perzië" Claude Anet

sluit en begin met typen
Ik bewonder die reizigers, die, als ze naar verre landen en onbekende
streken gaan, het nooit over hun bagage hebben. Het schijnt wel, of
zij geen lichamen van vleesch en bloed hebben, en of ze ongevoelig
zijn voor kou en regen, dorst en honger. Zulke reizigers zijn wij
niet. Wij hebben schoon linnen noodig en nog allerlei andere dingen,
en het meeslepen van al die benodigdheden is een dagelijkse zorg
van de reis. Elken dag moesten we valiezen in en uitpakken, dekens
en shawls oprollen en ontvouwen, als men doodop is van moeheid. De
lezer wordt verzocht medelijden met ons te hebben, maar bij onze
manier van reizen is het onvermijdelijk.

Wij zijn met ons zevenen reizigers en drie chauffeurs. We hebben ieder
recht op twee valiezen, ten onrechte hand valiezen genoemd. Alleen
onze photografie toestellen vormden een heel bataljon. Ook waren er
koffers, die op eigen gelegenheid treinen namen of boten of met de
post reisden. Ze maakten een plezierreisje, en heel zelden ontmoetten
wij ze op onzen tocht. We vonden ze soms op het onverwachtst en altijd
met hetzelfde verbaasde genoegen.

Op het dek van de Donau Stoomboot waren we zelf verwonderd, dat
we nu heusch vertrokken waren. Het was een eentonig landschap,
en de rivier was zo breed, dat men bijvoorbeeld licht den oever
van een eiland in de rivier voor den tegenoverliggenden oever der
rivier kan aanzien. Den 12den April waren we te Braila, een groote
roemeense uitvoerhaven, lelijke en moderne stad, en toen volgde
Galati, waar wij ons moesten inschepen op een russische stoomboot,
die naar Odessa ging. We vonden de auto's op de kade. Ze moesten
nu aan boord worden gebracht en dat was geen gemakkelijk werk. Een
platboomd vaartuig kwam langszij met de wagens; maar de stoomboot
had geen kraan, sterk genoeg, om ze op te hijsen. Een losse brug
leidde van de kade naar de schuit, en van daar legde men balken en
planken naar het dek van de stoomboot. Het was een helling van 40
ten honderd. Georges Bibesco bracht den motor in beweging; de raderen
draaiden. Dertig arbeiders en russische matrozen tilden het zware ding
op, en eindelijk was de machine aan boord. De beide andere werden
op dezelfde manier opgehesen. De inscheping duurde twee uren, en
daarbij klonken vrij wat vloeken, russische, roemeense, turksche en
zelfs fransche. Onze ooren raken langzamerhand gewend aan het niet
en het da der Slaven. Emanuel Bibesco heeft er spijt van, dat hij
zoo gemakkelijk talen leert en van zijn onvoorzichtigheid, Russisch
te leeren, want reeds vallen wij hem lastig met allerlei vragen.

We hadden heel wat vertraging toen we van Galati vertrokken, iets,
waarom de kapitein zich niet bekommert. Op de kade zonden vrouwen
uit het volk afscheidsgroeten toe aan een armen soldaat, die naar
den oorlog ging, naar het verre, vreemde Mantsjoerije. Een uur
na het vertrek waren we te Reni, russisch douanestation. Maar onze
aanbevelingen waren gericht aan de autoriteiten te Ismailia, waar wij
aan wal zouden gaan. Het duurde lang, voor het met de douane in Reni in
orde was. Ze zeiden, dat ze moesten wachten op den Gouverneur-Generaal
van Bessarabië. Bij voorbaat waren wij slecht te spreken over de
russische ambtenaren. De Gouverneur kwam met een geleide van prachtige
officieren. Hij stapte naar de auto's op het dek, keek er naar en
had een langdurig onderhoud met den kapitein. Reeds zagen we ons
den voortgang verhinderd en allerlei moeilijkheden met de douane;
maar toen de man weg was, hoorden we, dat hij bevel had gegeven, om
op alle manieren onze reis door zijn gouvernement te vergemakkelijken.

Toen ging het verder de Donau af naar Ismailia; we kregen de eerste
kozakken te zien; een ruiter op een klein paardje reed langs de rivier
aan den linkerkant. Rechts ligt de roemeense Dobroedzja, een vlakte,
begrensd door lage bergen. Links is Bessarabië met kuddes schapen,
oude wilgen, zandige oevers, schaars gras, alles overgoten met een
rose tint.

Wie heeft ooit kwaad gesproken van de russische douane en politie? Laat
men zo iemand naar mij toe zenden. De douane en de politie vlaggen
te onzer eer; er werd geen enkel van onze acht-en-twintig valiezen
en onze zes koffers geopend, en de chef van de politie bracht zelf
de wapens naar beneden, die wij voerden, het verbod daarbij over
het hoofd ziende.

Een eigenhandige brief van den minister van binnenlandsche zaken
bezorgde ons die gemakkelijke entree in Rusland. Zonder veel moeite
werden de auto's van boord gebracht, en op de kade stond het vol
menschen. Arbeiders en handwerkslieden drongen op ons toe; heldere
boeren oogen keken ons aan uit gebruinde gezichten; maar de stank,
die uit de menigte opsteeg, was om iemand ziek te maken. Meer dan
een uur moesten we het uithouden, terwijl een deel der bagage naar
Odessa werd afgezonden en het andere op onze rijtuigen werd geladen.

De mensch is toch het leukste dier der schepping. Hij is het vuilste
van al wat bestaat, want op de straatstenen regent het nog nu en dan;
maar als het regent, kruipt de boer uit Bessarabië weg, en hij kent
helemaal het gebruik van water niet.