Tekst - "Paedagogische Overwegingen" E. W. Asscher

sluit en begin met typen
Onze negenjarige Robert is een zachte, makkelijk te leiden jongen.
Ernstige moeilijkheden hebben we tot nu toe niet met hem gehad.

Hij is wel bijzonder eerzuchtig en zeer gesteld op eten en drinken.

Zijn school en die zijner kleine zusjes, zes en zeven jaar oud, zijn
naast elkaar gelegen.

Zonder eenigen tegenstand ging hij trouw op de bepaalde uren met Juf en
de kleine meisjes heen en weer naar school.

Hou je juffie goed aan het handje? - dat, nog maar goedig plagen van
zijn beste vriendje - krenkt zijn trots en doet eensklaps in hem opwellen
niet meer met de anderen samen te willen gaan. Bij zijn thuiskomst maakt
hij Vader (medicus) zijn verlangen kenbaar. Ik ben toch nu al negen
jaar en smalend voegt hij er aan toe, na drie jaar zijn weg wel te
weten.

Vader voelt met hem mede en staat zijn verzoek, om verder alleen naar
school te gaan toe op voorwaarde, dat Rob nooit een oogenblik over den
bepaalden tijd thuis komt.

- Vader vertrouwt hem heel goed en wil de zelfstandigheid van het kind
voor niets ter wereld verzwakken. - Rob is wel nog wat jong en hij moet
een druk stadsgedeelte door. Moeder zou heel bezorgd zijn, wanneer hij
te laat zou komen.

Het gaat vele maanden goed. Vol enthousiasme vertelt Rob herhaaldelijk
van de aandachttrekkende gebeurtenissen, die hij op zijn weg ontmoet
heeft als: een paard, dat gevallen was en o zo moeilijk op de pooten
te krijgen was, of van een dronken man, die zich hevig verzette, terwijl
hij naar het politiebureau gebracht werd, maar Rob zorgde er voor, het
oponthoud door een aanloopje telkens weer in te halen.

Het voorjaar kwam echter met zijn geijkten knikkertijd. Tegen zulk een
grote verleiding blijkt Rob niet bestand te zijn. Vader heeft hem
toegestaan 's middags een half uur met zijn vriendjes op het plein voor
de school te knikkeren, doch Rob komt steeds later thuis.

Vader waarschuwt Rob, daartegen afdoende maatregelen te nemen.

Rob moet zeker anders weer met Juf meegaan? vraagt Moeder bezorgd.

Neen, zegt Vader streng. Rob moet alleen op tijd thuis komen!

Die ernstige waarschuwing is weer voor eenige dagen bij het kind
doorgedrongen. Daarna vergeet hij op een middag zijn tijd zo ver, dat
de soep al op is, als Rob berouw hebbend verschijnt.

- Vader, die van zijn lijdzaamheid overtuigd is, ziet wel heel goed waar
de schoen hem wringt. Rob wil wel, maar hij kan eenvoudig niet
gehoorzamen. Het ontbreekt hem aan de noodige kracht daartoe.

Vader vermaant Rob ernstig en zegt hem, dat hij elken middag, wanneer
hij een oogenblik over zijn tijd komt, onmiddellijk zijn huiswerk maken
moet en daarna zonder eten naar bed moet.

En acht dagen later, het was de eerste keer, toen hij twee minuten te
laat kwam, handhaafde Vader die straf, hoe wanhopig Rob ook was.

Nadat hij elke kans op vergiffenis had opgegeven, berustte hij kalm. Men
hoorde geen geluid meer van hem.

Moeder, innerlijk ongerust, gaat om negen uur toch nog even kijken of de
jongen slaapt. Ze vindt hem wakker en op haar vraag: En heb je nu geen
vreselijke honger? antwoordt Rob snikkende: wel vreselijke honger,
maar geen geeuwhonger, want Nan - zijn driejarig zusje - was hem al de
kruimeltjes komen brengen, die voor de vogeltjes op den venster post
waren gelegd. Het had zo erg geregend, dat de vogeltjes niet gekomen
waren om ze op te pikken.

- De arme zindelijke Rob moet er wel heel erg aan toe zijn geweest, toen
hij die knoeierij verorberde.

Rob is daarna nooit meer te laat gekomen.