Tekst - "Zes maanden op Cuba - Havana" Charles Berchon

sluit en begin met typen
Ik ben verrukt over het land, dat ik thans heb leeren kennen, Cuba,
het grootste en schoonste eiland der Antillen, met zijn weldoenden
zonneschijn en zijn heerlijke blauwe hemel.

Ik kwam er aan op een helderen December Morgen, met de uitstekend
ingerichte amerikaansche stoomboot, de Mexico, die het anker wierp
in een baai van omstreeks drie mijlen in omtrek, waarvan de eene,
drassige, oever een diepe inham vormt, tot waar een lage heuvelreeks
oprijst, terwijl de andere, waarop de stad Havana is gelegen,
in de baai vooruitsteekt als een sierlijk afgeronde kaap. Wat men
het eerst bespeurt van Cuba's hoofdstad, zijn groote, verspreide
gebouwen, waartusschen, tegen den langzaam stijgenden achtergrond,
een ontelbare menigte huizen zijn samen gedrongen, allen van een zelfde
geelachtige kleur. Dat eentonig effen vlak wordt door rechte lijnen
van straten in ruiten verdeeld, 't geen de stad op een reusachtig
dambord doet gelijken.

De eerste wandeling door de stad was alles behalve aangenaam.

Uit het keurige douanekantoor kwamen wij in een nauwe straat,
tusschen hooge gebouwen ingesloten, als een rotskloof tusschen steile
bergwanden. Het midden werd ingenomen door zware vrachtwagens, met
muildieren bespannen, huurrijtuigen, en een soort van verhuiswagens,
die als omnibussen dienst deden en die, door hun ongeregelden en
slingerenden gang, voor de passagiers zowel als de voorbijgangers
bepaald gevaarlijk mochten heeten. En als men zich voor die
onberekenbare gevaartes wilde in veiligheid brengen, was er geen
andere toevlucht dan een trottoir van hoogstens 40 c.M. breedte,
waarop de voorbijgangers voortdurend tegen elkander aan bonsden en
ieder, die niet even behendig of brutaal, was als zijzelf, eenvoudig
op de straat duwden, of letterlijk tegen den muur plat drukten. Men
moest dus maar van twee kwaden het beste kiezen; of zich laten
stompen door de onwellevende voorbijgangers, of gevaar loopen, te
worden overreden, en daarbij door een dikke laag slijk baggeren, die
slechts wat dunner werd, waar de goten waren overgelopen. Gelukkig
kwamen wij, na een kwartiertje zo te hebben voor gesukkeld, aan de
O'Reilly straat, die zindelijker en breder was. Door de grote vensters
der benedenverdiepingen zag ik hier keurig ingerichte vertrekken, fraai
uitgestalde etalages en uitlokkende cafe's, waar ik mij voorstelde,
met genoegen te zullen zitten rusten, als ik eerst een geschikt logies
had gevonden. Dit zou misschien niet gemakkelijk in zijn werk gaan
in een stad als deze, waarvan de bevolking in de laatste vijf jaren
met 40.000 zielen is verminderd, terwijl het aantal nieuw gebouwde
huizen met dien aanwas geen gelijken tred heeft gehouden. Wel waren
er een voldoend aantal hotels, en eenige gemeubileerde huizen te huur,
doch naar mijne meening veel te weinig fatsoenlijke pensions, rustige
verblijfplaatsen, die men op een lange reis zeer leert waarderen. Het
eenvoudigste logies is hier trouwens verbazend duur; voor minder dan 5
francs kan men geen behoorlijke slaapkamer krijgen. Dit zal trouwens
wel veranderen, naarmate de verhouding tusschen vraag en aanbod zich
wijzigt, evenals het schromelijke overvragen der restauratie houders,
die voor een zeer eenvoudige maaltijd 4 of 5 francs rekenen, vanzelf
zal ophouden, wanneer zij meer concurrentie hebben te duchten.

De aanmerkelijke toename der bevolking zal op den duur groter welvaart
scheppen en meer kapitaal in omloop brengen, 't geen wellicht gepaard
zal gaan met meerder eenheid in het muntsysteem, waarin thans de
grootste verwarring heerscht.

Want zowel spaansch, als mexicaansch, amerikaansch, fransch en
engelsch goud- en zilvergeld is hier in omloop, en met de betrekkelijke
waarde dier verschillende muntstukken wordt op zo willekeurige wijze
omgesprongen, dat een vreemdeling, die er niet uit wijs kan worden,
zijn geduld erbij verliest.

Eindelijk had ik dan toch een onderkomen gevonden in een particuliere
woning, een eenvoudig benedenhuis, waarvan de voorgevel, die licht
geverfd was, slechts twee grote vensters had, niet met luiken,
maar met zonneblinden gesloten. Deftige huizen hebben in den regel
een portiek of gaanderij met gecanneleerde zuilen, grote lantaarns,
en ijzeren hekken met grillige krullen en versieringen. Dit is wel
opmerkelijk in een stad, waar de huizen over 't algemeen arm zijn
aan bouwkunstige versiering of kunstig smeedwerk.