Tekst - "Majoor Frans" Anna Bosboom-Toussaint

sluit en begin met typen
Ofschoon ik eene onbekende ben voor u, zijt gij het geenszins voor
mij. Persoonlijk ken ik u niet, maar ik ben vrij goed onderricht
van hetgeen gij zijt en niet zijt. Door allerlei brouilleren
in onze familie en de inconsequente handelwijze van mijne oudste
zuster, ben ik verplicht geweest in geheele vervreemding te
leven (en zal ook desgelijks sterven) van al zijne verwanten;
die mij de naaste waren, zijn trouwens sinds jaren overleden,
en de overigen zijn hier en daar verspreid; en zelfs al woonden
zij in dezelfde stad waar ik hoopte verscheiden, toch zouden zij
zich nauwelijks herinneren, dat zij aan mij geparenteerd zijn,
daar hunne grootouders, na al het mogelijke gedaan te hebben om mij
het leven te verbitteren, het aan hunne kinderen en kleinkinderen
hebben overgelaten, mij te vergeten en zich zo weinig om de oude
tante Roselaer te bekommeren, of zij nooit had bestaan, die zelve,
dit wil zij erkennen, van hare zijde niets heeft willen doen,
om hun geheugen op te frisschen en een rapprochement teweeg te
brengen. Maar een mensen moet op zijn einde letten; ik ben nu
in mijn vijf-en-zeventigste jaar en heb reeds eene attaque van
beroerte gehad, die mij eene waarschuwing is geweest om zoodanige
order op mijne zaken te stellen, dat er geene twist kan rijzen
omtrent mijne nalatenschap, en bovenal dat deze niet zou kunnen
vallen in handen van dezulken, die mijn leven verbeterd hebben;
evenmin wil ik dat een heirleger van verre neven en nichten als
haaien op mijne fortuin zullen aanvallen om die onder elkaar te
verdelen en alles te verbrokkelen, wat mijne ouders en ik zelve
door orde, zuinigheid en wijs overleg hebben bijeenverzameld. Zoo
heb ik dan besloten, een hunner tot zijn universele erfgenaam
te benoemen, en die eenige moet gij zijn. Eerstens omdat
uw moeders moeder degene zijner zusters is geweest, die mij het
minste verdriet heeft aangedaan. Zij huwde een man van haar stand
in goede positie, met volle toestemming harer ouders, en zij kon
het niet helpen dat haar echtgenoot het slachtoffer is geworden
van die afschuwelijke Belgische revolutie, waarbij hij leven
en welvaart inboette, nalatende zeven dochters, van welke een
uwe moeder is geworden, die zich evenmin als de andere nichten
ooit om tante Sophie Roselaer heeft bekommerd, 't geen echter
verschoonlijk is, daar bij hare terugkomst in 't vaderland de
noodlottige familie-gebeurtenissen reeds hadden plaatsgevonden,
die mij besluiten deden met al de mijnen voor goed de gemeenschap
af te breken. En de tweede reden - de voornaamste, waarom ik juist U
onder al de anderen onderscheid, is deze: dat ik een goed gevoelen
heb gekregen omtrent uw karakter en zelfstandigheid van geest. Ik
heb op verschillende wijzen en tijden, bij vrienden zowel als
vreemden, naar u geïnformeerd, en de narichten zijn altijd van
dien aard geweest, dat ik u den meest geschikte dacht om uit te
voeren wat mijn innigste wensch is, dien ik u dringend verzoek
te vervullen, indien het u enigszins mogelijk is, namelijk: het
enig nagelaten kleinkind mijn oudste zuster tot vrouw te nemen
en haar op die wijze dat aandeel te geven aan mijne nalatenschap,
dat ik haar, uit aanzien van de treurige verdeeldheid in onze
familie, nu moet onthouden. Ik had dat meisje in hare vroege
jeugd tot mij willen nemen; om haar eene goede opvoeding te
geven en aan dien jammerlijke soldaten boel te ontrukken,
waarin zij nu is opgegroeid; maar het is mij bot af geweigerd,
en de generaal von Zwenken, haar grootvader, heeft daarmee de
toekomstige fortuin zijner kleindochter roekeloos verspeeld, om
zijn oude wrok tegen mij satisfactie te geven. Ook heb ik mijn
testament gemaakt met het vaste voornemen om hem, noch iemand der
zijnen, ooit een penning van mijn vermogen te laten genieten;
maar bij later inzien wil ik het kleinkind niet straffen om de
misdragingen harer grootouders. Ik wensch integendeel haar
na mijn dood tot de erkentenis te brengen, dat die oude tante,
wier naam zij zeker nooit dan met toorn en minachting heeft hooren
noemen, nog zo kwaad niet was en het althans met haar niet slecht
heeft gemeend, ja zelfs na den dood nog het mogelijke heeft
willen doen om haar te leiden door de hand van een edel denkend
man, die haar gelukkig zal maken, als zij het verdient. Aan haar
zelve een deel van mijne fortuin toe te kennen, zou gelijk staan
met het den grootvader in handen te spelen, die het voorzeker zou
doorbrengen op dezelfde wijze als hij het vermogen mijner zuster
heeft verspild en doorgebracht. Zo kwam ik op het denkbeeld
om U, neef Leopold, dien ik uit al de mijne bij mijne jongste
beschikkingen heb uitverkoren om de onafhankelijke bezitter te
zijn van al mijn wereldsch goed. U die ik weet een jongmensch
te zijn van karakter en goede beginselen, U dit eene verzoek te
doen, waarmee gij een onrecht dat ik genoodzaakt ben te plegen,
zult goedmaken. De vraag is nu maar of gij in deze schikking
genoegen zult nemen, en of het u mogelijk zal zijn aan mijne
begeerte te voldoen. De bezwaren zouden kunnen voortkomen van
de zijde die er het grootste belang in heeft, dit redmiddel,
dat ik heb uitgedacht, aan te grijpen. In dat geval smeek ik u,
de zaak niet dan op het uiterste op te geven. In 't andere geval, uw
eigen tegenzin om u door eene lastige bemoeial als uwe oudtante blijkt
te zijn, eene vrouw te laten opdringen, die u om de eene of andere
reden niet convenieert, onthef ik u bij voorbaat van dien dwang,
want ik wil dat er ten minste een lid van mijne familie zal zijn,
die zijne nagedachtenis niet in afschuw houdt; maar als het daartoe
komt kent de notaris van Beek mijne intentiën, waarnaar gij u zult
te schikken hebben, zo gij u niet van de ganse nalatenschap wilt
verstoken zien, waardoor deze, zeer tegen mijn wil en wensch voor al
mijne nabestaanden zou verloren gaan om aan industrieel ondernemingen
te worden besteed. Dan, ik wacht wat beters van uw goed oordeel
en wijs overleg, om niet te zeggen dat ik reken op uw goed hart,
dat zich ontfermen zal over een jong meisje, reeds als kind door
de kwaadwilligheid harer verwanten verstoken van de voorrechten die
een deftig en gegoed geslacht haar scheen te waarborgen, en die haar
volgaarne waren gegund door hare en uwe liefhebbende oudTante.